Haico van Nunen: 'De kansen zijn groot voor prefab in renovatie'
Expert talk
Prefabricage en industrialisatie zijn onmisbaar om de verduurzaming van woningen te versnellen. Voor het opzetten van productielijnen is echter voldoende en continue vraag uit de markt nodig, maar die markt is op dit moment nog onvoldoende doordrongen van de urgentie, zegt Haico van Nunen, adviseur bij BouwhulpGroep en lector Duurzame Renovatie aan de Hogeschool Rotterdam.
Negentig procent van de bestaande woningen staat er in 2050 nog steeds en zal dan volledig duurzaam moeten zijn. Daarvoor is het nodig om vanaf nu per dag 1000 woningen te verduurzamen, rekent Van Nunen voor. Als we nu te weinig doen, moet het tempo straks nog hoger gaan liggen. “Maar de markt schuift het voor zich uit. Bewoners weten het niet en zijn zich niet bewust van de doelen. We missen een duidelijke boodschap van de overheid waar we naar toe gaan.”
Een dergelijk tempo is alleen haalbaar met prefabricage en industrialisatie. “De opgave is groot en we missen nu al handjes. Maar industrialisatie gebeurt nog maar mondjesmaat. Dat is lastig. Gebouwen lijken wel het zelfde, maar zijn in detail toch vaak afwijkend. Dan komt het aan op centimeters. Je hebt ruimte nodig voor maatwerk en toleranties. Dat vraagt een iets andere insteek, met mass customization: prefabriceren, maar wel op maat. Omdat het risico hoog wordt ingeschat, blijven veel leveranciers daar weg van. Maar de kansen en de potentiële omzet in renovatie is juist groot. Met de huidige mogelijkheden van inmeten en digitalisering kan het ook heel goed. Als je eerst inmeet, weet je dat het past, net zoals bij nieuwbouw.”
Van Nunen realiseert zich ook dat bij dat inmeten gelijk een knelpunt ligt. “Wie gaat er inmeten? De leverancier? Maar die is vaak niet op voorhand geselecteerd.”
Componenten
De praktijk is nu vaak dat volledige nul op de meter renovaties wel industrieel worden aangepakt, maar dat de overige labelstappen vooral traditioneel worden uitgevoerd. Die nul op de meter renovaties zijn te duur voor particulieren en ook woningcorporaties kiezen liever voor een stapsgewijze aanpak, om zo hun budgetten beter te kunnen verdelen. “Wij kijken daarom nu vooral hoe we kunnen renoveren met componenten, voor dak, gevel en installatie. Dan kun je dat doen als de bestaande component aan vervanging toe is en zo kun je je investering spreiden, maar wel met de blik op 2050. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor installaties. Zo lang de gevel en het dak nog niet gerenoveerd zijn, kun je dan een hybride installatie kiezen en kijk je vooruit naar de toekomst om het moment te bepalen om volledig over te stappen.”
Netwerkprobleem
“Wij zien de verduurzaming van woningen vooral als een netwerkprobleem. Dat kun je niet alleen oplossen; daar heb je verschillende partijen voor nodig. Corporaties doen het wat dat betreft vrij goed want die hebben wel in beeld wat ze de komende tien tot twintig jaar gaan doen. De industrie komt nu ook wel met oplossingen, maar dat zijn vooral losse onderdelen in plaats van concepten. We moeten meer gebruik gaan maken van herhaling om vaart te kunnen maken. Maar fabrikanten gaan niet iets aanbieden waar nu geen vraag naar is en gaan die vraag ook niet organiseren. Particuliere eigenaren zijn zich nog onvoldoende bewust van de urgentie. Die markt gaat dus niet vanzelf in beweging komen.”
BouwhulpGroep deed inmiddels ervaring op met een Europees proefproject in Rotterdam waarbij de verduurzaming van onderaf werd aangepakt. “Met de hoge gasprijzen door de Oekraïne-oorlog was de bereidheid aanwezig. We konden groepen vormen van zo’n 20 tot 25 mensen, die hun componenten konden bepalen en gezamenlijk in de markt konden zetten. Zulke aantallen heb je nodig om interessant te zijn voor fabrikanten en aannemers. Maar dat is nieuw voor de mensen en nieuw voor de markt. Wellicht dat daar de overheid – en dan vooral de lokale overheid – een rol in kan gaan spelen.”
Renovatie van woningen in Nieuwpoort (foto: BouwhulpGroep)
Bijkomend probleem is dat er nog steeds een tekort aan vakmensen is voor de uitvoering. Ook daarin moet de aanpak dus anders, bijvoorbeeld met meer prefabricage, industrialisatie en continuïteit. “Het moet slimmer!”, besluit Van Nunen zijn analyse.