Bel ons voor info 0294 - 74 50 70

‘Renoveren levert VvE’s forse besparingen op’

Experts: Carl-peter Goossen en Clarence Rose


Renoveren van appartementsgebouwen is gedoe en kost geld. Maar als je het goed aanpakt, levert het ook geld op door besparing op energiekosten en onderhoud, zo betogen experts Carl-peter Goossen en Clarence Rose. Zij gingen in het kennisprogramma van Renovatie & Transformatie in op inspirerende renovatieprojecten van met name VvE’s.

Door de lat hoog te leggen, blijven de kosten voor de bewoners na renovatie laag. De ingrediënten daarvoor zijn een integraal proces met gebouwprestatiegarantie en langlopende gebouwgebonden leningen, zo stelden Goossen en Rose in hun bijdrage, op 14 mei jongstleden, op het podium van Renovatie & Transformatie.

Carl-peter Goossen is directeur bij Bouwnext; Clarence Rose is partner van Azimut Bouwbureau. Beiden zijn betrokken bij kennisinstituut KERN en het EU-project Condoreno, waarvan Stichting WNR en KERN Nederlandse partners zijn. In dit project ligt de focus niet alleen op betaalbaarheid maar juist ook op comfort een gezond binnenklimaat minimaal onderhoud. Goossen en Rose zullen ingaan op kansen voor hogere kwaliteit in renovaties voorbij het laaghangend fruit en geven inzicht in de betekenis van woonlasten voor een toekomstgerichte renovatieaanpak en in het belang van passiefhuismethodiek voor scherpe gebouwprestatiegarantie én financiering

Aansluitvermogen

Carl-peter Goossen publiceerde recent ook al een blog waarin hij de waarde van de passiefhuismethodiek aantoonde. Titel van de blog: ‘De architect bepaalt het elektra vermogen’. “We lopen er op een aantal projecten tegen aan dat de capaciteit van de elektra-aansluiting niet groter mag worden dan wat al aanwezig is. Voor woningen met een aansluiting van 1 x 40 Ampère kan die bijvoorbeeld niet vergroot worden naar 3 x 25 Ampère. Ook scholen en gezondheidszorg complexen hebben hier grote problemen mee om te verduurzamen. De grootste boosdoener is de verwarming die van het gas af gaat. De gelijktijdigheid dat iedereen als het koud is de verwarming aan wil, is wel duidelijk. Dit levert netcongestie op.”

Door te bouwen volgens het Passiefhuis-principe is het mogelijk om het verwarmingsvermogen zeer laag te houden. “Dat doe je door triple glas, goede isolatie (Rc-waarde vloer 5, gevel 5 en dak 7,5 m2K/W), warmteterugwinning in de ventilatie, hoge luchtdichtheid en vooral niet te vergeten een goede oriëntatie van de ramen. Grootste voordeel: we kunnen de vloerverwarming, radiatoren en convectoren achterwege laten en het vermogen van de warmtepomp minimaliseren of zelfs geheel weg laten.”

Goossen noemt als voorbeeld een klein zorgcentrum in Breda dat wordt vernieuwd en met een Passiefhuis-concept binnen de bestaande aansluiting van 3 x 63 A kan blijven. “Met deze aansluiting heb ik een vermogen van ongeveer 43 kW ter beschikking. We zorgen er met het Passiefhuis-concept voor dat we met de normale ventilatielucht willen verwarmen en koelen, dat neerkomt op ongeveer 10 W/m2. Bij een BVO van 2800 m2 is het vermogen wat ik nodig heb ongeveer 32 kW. Dus ruim onder de netaansluiting! Wij kunnen dus gewoon op de oude aansluiting blijven gebruiken. Enige wat nu niet kan zijn de maaltijd regeneratiekasten van 10 kW per stuk alle tegelijk aan.”

Aanpassing regels

Goossen is blij met de aanpassing op de nieuwe EPBD III regels van de ISSO 51, 53 en 57 in juli 2023 waarmee je het vermogen kunt uit rekenen voor je huis of gebouw. “In de oude versie zaten zoveel risicomijdende zaken, zoals -10˚C zonder zon. Dat hebben we nooit gehad in Nederland, bij minus 10˚ is het namelijk altijd zonnig en dan komt de warmte met gemiddeld 600 W/m2 raam de kamer in. Ook ging men er vanuit dat de naastgelegen woning kon afkoelen tot 10 ˚C en de woning moest in 1 uur van 12 naar 20˚C gebracht kunnen worden. Een nieuwbouw woning van nu blijft bij nachtverlaging gewoon warm, misschien 1 graad lager maar zeker geen 8. Het benodigd vermogen is afhankelijk van transmissie-warmteverliezen en ventilatieverlies, maar daarnaast van de winsten van de interne warmte en de zoninstraling! Juist op die laatste heeft de architect echt veel invloed.”

Ga terug